Overzichtscursus Moderne beeldende kunst, deel 3
Onze fascinerende ontdekkingstocht door de kunstgeschiedenis voert langs een chronologisch overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen in de beeldende kunst van de twintigste eeuw in West-Europa en Noord-Amerika. De cursisten leren de stijlkenmerken herkennen en de stromingen, stijlen en opvattingen worden geplaatst in de (kunst)historische context.
De dadaïsten ontwikkelen provocerende ideeën over kunst, uitgedrukt in nieuwe mediavormen zoals performance en ready-made, een kant-en-klaar voorwerp dat tot kunst wordt uitgeroepen. Met Fietswiel op een krukje uit 1913 laat Duchamp de toeschouwer zich afvragen wat kunst is. Hij verruilt de esthetiek voor het idee en legt de basis voor conceptuele kunst.
Geïnspireerd door Freuds psychoanalyse scheppen surrealisten figuratieve of abstracte onderwerpen vanuit hun onderbewustzijn, droom en fantasie.
Na de tweede wereldoorlog verschuift het artistieke centrum van Parijs naar New York, waar belangrijke Europese kunstenaars heen zijn gevlucht. Het abstract expressionisme ontstaat en in West-Europa komt de CoBrA beweging op. Popart kunstenaars kiezen de gecommercialiseerde samenleving als uitgangspunt. Minimalisten reduceren het kunstobject tot een materieel gegeven en in de conceptuele kunst wordt de gedachte, het concept het eigenlijke kunstwerk. Is de kunst dood?
Postmodernisten vervagen de grens tussen kunst en kitsch. Koons exposeert in het museum stofzuigers in een perspexvitrine, Scholte beschouwt het copyright als een totalitaire maatregel en Hirst komt met een haai op sterk water. Waar gaat dat naar toe?
Programma
In zeven hoorcolleges komen onder meer de volgende onderwerpen aan bod: dadaïsme, surrealisme, abstract expressionisme, popart, minimalisme, conceptuele kunst, schilderkunst jaren zeventig en postmodernisme.